Kennelijk leugenachtige verklaring
Een ongeloofwaardige verklaring is niet per definitie kennelijk leugenachtig. De ongeloofwaardigheid van een verklaring kan niet voor het bewijs worden gebezigd. Dat is anders wanneer die verklaring blijkens de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, anders dan de verklaring van de verdachte, leugenachtig is en is afgelegd ter bemanteling van de waarheid.
LJN: BI1014, Hoge Raad, 2 juni 2009 (concl A-G). De A-G mr. Vellinga concludeerde bij dat arrest:
“De ongeloofwaardigheid van een verklaring kan echter niet voor het bewijs worden gebezigd. Dat is anders wanneer die verklaring blijkens de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, anders dan de verklaring van de verdachte, leugenachtig is en is afgelegd ter bemanteling van de waarheid.”
Wat is een kennelijk leugenachtige verklaring?
Een kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte is geen bewijsmiddel in de zin van art. 341 Sv. Zo een verklaring draagt bij tot het bewijs via de band via een bewijsredenering waarin de rechter de conclusie trekt dat de verdachte de waarheid niet spreekt om de waarheid toe te dekken.(Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, 4e druk, p. 621).
Dat een verklaring van de verdachte voor leugenachtig moet worden gehouden en alleen dient ter bemanteling van de waarheid, moet voldoende grondslag kunnen vinden in de vastgestelde feiten en omstandigheden, vervat in de overige voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen. Het is m.a.w. een afhankelijk verschijnsel dat geen bestaan van zichzelf heeft in het bewijsrecht. Maar ook in ander opzicht staat de leugenachtige verklaring niet op gelijke voet met andere bewijsmiddelen. Het lijkt mij bijvoorbeeld uitgesloten dat een verdachte wordt veroordeeld voor verkrachting op basis van enkel een aangifte en daarnaast een ontkenning die met de aangifte in strijd is en daarom als leugenachtig wordt beschouwd.
In de meeste gevallen zal een ‘leugenachtige verklaring’ van een verdachte enkel de waarde hebben van een versterking van het toch al bestaande bewijs à charge. Of zij strekt ertoe de afstand tussen de overige bewijsmiddelen en de bewezenverklaring te dichten. Zij heeft dan een zekere gelijkenis met de verwijzing naar het zwijgen van verdachte als er omstandigheden zijn ’that call for an explanation’ van de kant van de verdachte. Bij gebreke van zo een verklaring kan de rechter zelf een hiaat invullen door een voor de hand liggende conclusie te trekken. Als verdachte een leugenachtige verklaring aflegt zal de rechter nog eerder geneigd en gerechtigd zijn voor verdachte ongunstige conclusies te trekken. De verdachte maakt in zo een geval geen gebruik van zijn zwijgrecht maar tracht doelbewust justitie op een verkeerd spoor te zetten.
Wel zal de rechter steeds de afhankelijke en zwakke positie van de leugenachtige verklaring in het oog moeten houden en eraan slechts consequenties dienen te verbinden indien geen redelijk mens ook maar enige twijfel zou hebben over de leugenachtigheid van de verklaring en de betekenis die aan haar toekomt. En die voorzichtigheid dient door de rechter altijd en voldoende mate te worden betracht.
Eisen kennelijk leugenachtige verklaring
Het oordeel van de rechter dat een verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te bemantelen, moet zijn grondslag vinden in een of meer andere voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen (HR 18 januari 2005, ECLI:NL:PHR:2005:AR6616).
< Terug naar Meer informatie