Advocaat bij politieverhoor kind

De Hoge Raad heeft in de arresten van 30 juni 2009, LJN BH3079, BH3081, BH3084, overwogen dat voor aangehouden minderjarige verdachten geldt dat zij, naast het recht op consultatiebijstand, recht hebben op bijstand door een raadsman of een andere vertrouwenspersoon tijdens het verhoor door de politie.

Bijstand tijdens alle politieverhoren

Het recht op verhoorbijstand niet alleen betrekking heeft op het eerste verhoor, maar ook op volgende verhoren.

Minderjarige verdachten

Voor de vraag of een verdachte minderjarig is, is in deze aanwijzing de leeftijd op de pleegdatum van het strafbaar feit waarop de verdenking betrekking heeft, bepalend. Een inmiddels meerderjarige verdachte die wordt verhoord over een feit op de pleegdatum waarvan hij minderjarig was, heeft overigens dus ook recht op verhoorbijstand van een raadsman.

Minderjarigen in de leeftijd van twaalf tot en met vijftien jaar die worden verdacht van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis toegelaten is, kunnen geen afstand doen van het recht op consultatiebijstand. Dat geldt ook voor zestien- en zeventienjarigen in een aantal omschreven ernstige misdrijfzaken. Een en ander is tot uitdrukking gebracht door dergelijke zaken onder te brengen in categorie A. Er kan van worden uitgegaan dat verdachte in het consultatiegesprek met de raadsman zal bespreken of en van wie hij verhoorbijstand wenst. Naar verwachting zal in de regel vervolgens de raadsman het verhoor bijwonen.

Zestien- en zeventienjarigen kunnen bij B-zaken afstand doen zowel van het recht op consultatiebijstand als van het recht op bijstand door een raadsman tijdens het verhoor. Dat geldt ook voor alle minderjarigen in de leeftijd van twaalf tot en met zeventien jaar die zijn aangehouden voor een C-zaak. De minderjarige verdachte die afstand doet van het recht op consultatiebijstand, wordt geacht eveneens afstand te doen van zijn recht op bijstand van een raadsman tijdens het verhoor. Dit gevolg dient door de opsporingsambtenaar expliciet aan de verdachte te worden meegedeeld.

Informatieplicht politie

De politie moet de aangehouden minderjarige verdachte ook meedelen dat hij recht heeft op bijstand van een raadsman of een andere vertrouwenspersoon tijdens het verhoor. Het verdient de voorkeur dat de verhoorbijstand wordt verleend door een raadsman. Het staat de verdachte echter vrij om in plaats van een raadsman bijstand van een vertrouwenspersoon te wensen. Onder vertrouwenspersoon wordt in deze aanwijzing verstaan: een ouder, wettelijk vertegenwoordiger of andere vertrouwenspersoon van verdachte.

 

 

 

Als de minderjarige afstand doet van consultatiebijstand en/of verhoorbijstand van een raadsman, blijft bijstand door een vertrouwenspersoon bij het verhoor mogelijk. De minderjarige kan ook daarvan afstand doen.

Van het feit dat het voorgaande aan de verdachte is meegedeeld, wordt in een proces-verbaal melding gemaakt. Daarin wordt ook vastgelegd of en hoe verdachte gebruik wenst te maken van zijn recht op verhoorbijstand.

De verdachte wordt erover geïnformeerd dat gebruikmaking van het recht op verhoorbijstand van een raadsman bij A- en B-zaken voor hem geen kosten met zich meebrengt; bij C-zaken zijn de kosten van verhoorbijstand daarentegen voor eigen rekening.

De hulpofficier van justitie aan wie de verdachte wordt voorgeleid, vergewist zich ervan of het voorgaande aan verdachte is medegedeeld. Als verdachte heeft aangegeven afstand van het recht op verhoorbijstand te doen, dan verifieert de hulpofficier of de verdachte inderdaad afstand doet. Van deze verificatie wordt melding gedaan in een proces-verbaal.

< Terug naar Meer informatie
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden